Belastingnieuws RB

Geplaatst op: 18-10-16
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013
1
Fiscale aandachtspunten leningen
1. Relevante modellen
In deze notitie zijn fiscale aandachtspunten opgenomen voor leningsovereenkomsten. Deze notitie is
een handreiking die u kunt gebruiken bij bijvoorbeeld het opstellen van leningsovereenkomsten of bij
de beoordeling van de fiscale gevolgen van bestaande leningsovereenkomsten. Hoewel de notitie met
de nodige zorgvuldigheid is samengesteld, is deze niet bedoeld volledig te zijn ten aanzien van alle
aspecten die kunnen spelen rond leningsovereenkomsten. Heeft u ideeën of opmerkingen ter
verbetering van deze notitie, neem dan contact op met Bureau Vaktechniek van het RB.
2. Algemeen
 Denk na over de mogelijke fiscale gevolgen als weliswaar fiscaal pleitbare standpunten zijn
ingenomen, maar volgens de Belastingdienst of de belastingrechter sprake is van onzakelijke
elementen. Die gevolgen kunnen zijn een belastbare uitdeling, schenkingsaspecten,
ongebruikelijke terbeschikkingstelling, geen (fiscaal) afwaarderingsverlies kunnen nemen et
cetera.
 Zakelijke voorwaarden hebben onder meer betrekking op een overeengekomen
aflossingsschema, te stellen zekerheden en de hoogte van het rentepercentage, afhankelijk van
het risicoprofiel van de debiteur. De zakelijkheid kan onder andere worden getoetst door een
vergelijkende offerte te vragen bij een bank.
 Bij leningen tussen gelieerde partijen kan een fiscale glijclausule worden opgenomen als
correctiemechanisme voor de (oorspronkelijke) leningvoorwaarden (met name
rentepercentage), wanneer zij op bepaalde onderdelen niet geheel marktconform zouden
blijken te zijn. Opname van een fiscale glijclausule is in beginsel niet aan de orde tussen
onafhankelijke partijen.
 Een fiscale glijclausule heeft volgens de jurisprudentie alleen werking als aan de
aanvaardbaarheid van de oorspronkelijke leningvoorwaarden (zekerheden, rentepercentage,
aflossingsschema) redelijkerwijs niet hoeft te worden getwijfeld. Is bijvoorbeeld sprake van een
zogenoemde “onzakelijke lening”, waarbij de schuldeiser als gevolg van de leningvoorwaarden
een debiteurenrisico loopt dat een onafhankelijke geldverschaffer niet zou hebben genomen en
waarbij dit additionele risico niet te repareren is door een hogere rente, dan lijkt een fiscale
glijclausule niet te baten. Zie paragraaf 3.2 voor een nadere uitleg van de problematiek van de
onzakelijke lening.
 In beginsel is een alternatief voor het opnemen van een fiscale glijclausule om vooraf zekerheid
te vragen aan de inspecteur over het zakelijke karakter van de lening(voorwaarden). Echter,
gezien de ontwikkelingen in de jurisprudentie over de onzakelijke lening dient er rekening mee
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013 2
te worden gehouden dat de Belastingdienst terughoudend zal zijn deze zekerheid vooraf te
verschaffen. Zoals hiervoor al is vermeld, is een andere mogelijkheid de zakelijkheid van de
voorwaarden vooraf te toetsen door vrijblijvend een vergelijkende offerte te vragen bij een bank.
 Denk na over de mogelijke financiële gevolgen voor de schuldenaar of de schuldeiser bij
toepassing van de fiscale glijclausule; mogelijk dat gewijzigde voorwaarden met terugwerkende
kracht (nieuwe) problemen oproepen op het gebied van bijvoorbeeld liquiditeit.
3. Lening behandelen als kapitaalverstrekking?
3.1 Een lening is in beginsel ook een lening vanuit fiscaal perspectief
Veel jurisprudentie over leningen versus kapitaalverstrekking is gewezen voor de
vennootschapsbelasting. Deze jurisprudentie is (deels) ook van belang voor de inkomstenbelasting.
In beginsel is de civielrechtelijke vorm beslissend bij de beoordeling of sprake is van een geldlening
(terugbetalingsverplichting). Zie onder meer Hoge Raad 27 januari 1988, nr. 23.919, en Hoge Raad 25
november 2011, nr. 08/05323. Dit is anders indien feitelijk sprake is van kapitaalverstrekking: een
schijnlening, een bodemloze putlening (verliesfinanciering) of een deelnemerschapslening. Van een
deelnemerschapslening is sprake als aan alle navolgende voorwaarden is voldaan:
- de schuld is achtergesteld bij alle concurrente schuldeisers;
- de schuld heeft geen vaste looptijd en is slechts opeisbaar bij faillissement, surseance van betaling
of liquidatie;
- de vergoeding is winstafhankelijk.
Zie voor een arrest over de schijnlening: Hoge Raad 8 september 2006, nr. 42 015.
Zie voor een arrest over de bodemloze putlening: Hoge Raad 27 januari 1988, nr. 23.919.
Zie voor een arrest over de deelnemerschapslening: Hoge Raad van 25 november 2005, nr. 40 990
met de conclusie van de AG met aandacht voor de winstafhankelijke vergoeding en de looptijd.
Overigens is in bijzondere situaties ook mogelijk dat een aandelenbelang voor fiscale doeleinden moet
worden aangemerkt als een geldlening. Zie voor een uitspraak hierover: Hof ’s-Gravenhage, 14
augustus 2012, nr. BK-11/00969.
3.2 Onzakelijke lening
Indien geen sprake is van een schijnlening, een bodemloze putlening of een deelnemerschapslening,
kan de inspecteur een afwaardering op een lening onder omstandigheden voor fiscale doeleinden
toch behandelen als een kapitaalverstrekking (niet aftrekbaar van de winst of resultaat uit
terbeschikkingstelling). Dat is het geval indien de lening moet worden beschouwd als een ’onzakelijke’
lening. Zie onder meer Hoge Raad 25 november 2011, nr. 08/05323, voor de onzakelijke lening in de
vennootschapsbelasting. Voor de problematiek van de onzakelijke lening en de
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013 3
terbeschikkingstellingsregeling in de inkomstenbelasting zie Hoge Raad 25 november 2011, nr.
10/04588, en Hoge Raad 13 januari 2012, nr. 10/03654,
Om vast te stellen of sprake is van een onzakelijke lening, moeten drie toetsen plaatsvinden:
1. Is de overeengekomen rente op de lening zakelijk, gegeven de looptijd, zekerheden,
debiteurenrisico en dergelijke? Indien de rente zakelijk is, is geen sprake van een onzakelijke
lening en wordt niet meer toegekomen aan de tweede toets. Indien de overeengekomen rente
echter niet zakelijk moet worden geacht, vindt de volgende tweede toets plaats.
2. Zou een derde bereid zijn geweest de lening aan te gaan onder dezelfde voorwaarden (zoals
looptijd en zekerheden), maar tegen een hogere, niet winstdelende rente? Indien een derde
inderdaad bereid zou zijn om tegen een hogere rente maar overigens onder dezelfde
voorwaarden de financiering te verschaffen, is geen sprake van een onzakelijke lening. Wel
moet in dat geval voor fiscale doeleinden de rente worden gecorrigeerd tot het niveau van een
zakelijke rente. Volgt uit deze tweede toets dat een willekeurige derde niet bereid zou zijn de
financiering te verschaffen onder de desbetreffende voorwaarden, ook niet tegen een hogere
rentevergoeding, dan is wel sprake van een onzakelijke lening. De schuldeiser wordt dan geacht
door de leningvoorwaarden een debiteurenrisico te lopen dat enkel voortvloeit uit de
aandeelhoudersrelatie ( of wellicht familierelatie) met de schuldenaar. De rente op een
dergelijke onzakelijke lening wordt gesteld op de rente die een gelieerde vennootschap zou
moeten vergoeden indien zij met een borgstelling van een concernvennootschap onder
overigens gelijke voorwaarden van een derde zou lenen.
3. Is sprake van een situatie waarin het aandeelhouderschap in de schuldenaar/vennootschap is
ontstaan in verband met het verstrekken van de lening? Indien de schuldeiser nog geen
aandeelhouder was en dat pas is geworden in het kader van de geldverstrekking, is geen
sprake van een onzakelijke lening. Hiervoor is wel vereist dat er door de (gezamenlijke)
meerderheidsaandeelhouders geen leningen zijn verstrekt en dat het aandeelhouderschap van
de geldverstrekker voortvloeit uit de geldverstrekking. Niet relevant is of eerst de lening is
verstrekt en pas daarna aandelen in de schuldenaar/vennootschap zijn verkregen, of andersom.
Voldoende is dat de lening en het verkrijgen van een aandelenbelang met elkaar samenhangen
(‘package deal’). Zie hiervoor Hoge Raad 3 mei 2013, nr. 11/03249 en Hoge Raad 3 mei 2013,
nr. 12/04193.
Indien sprake is van een onzakelijke lening, geldt fiscaal beschouwd het volgende:
1. Voor de schuldeiser is een afwaarderingsverlies op een onzakelijke lening niet aftrekbaar voor
de vennootschapsbelasting of , ingeval van een terbeschikkingstellingsregeling, in de
inkomstenbelasting. Een kwijtschelding van een onzakelijke lening wordt aangemerkt als een
informele kapitaalstorting, ook indien en voor zover de vordering oninbaar is. Het verlies dat de
schuldeiser bij kwijtschelding lijdt, vloeit dan voort uit het door hem in zijn hoedanigheid van
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013 4
aandeelhouder aanvaarde debiteurenrisico. Deze informele kapitaalstorting verhoogt wel het
opgeofferde bedrag (deelneming) of de verkrijgingsprijs van de aanmerkelijkbelangaandelen die
de schuldeiser bezit. Indien de schuldeiser echter geen aandelenbelang heeft in de
schuldenaar, is er geen verhoging van het opgeofferde bedrag of de verkrijgingsprijs zodat de
waardedaling van de lening op geen enkele manier tot een aftrekpost leidt;
2. Bij de schuldeiser is de (gecorrigeerde) rente op een onzakelijke lening normaal belast als rente;
3. De schuldenaar/vennootschap kan de (gecorrigeerde) rente als een fiscale aftrekpost opnemen,
tenzij op andere gronden sprake is van een renteaftrekbeperkende maatregel.
Bij de beoordeling van de zakelijkheid van de lening moet met name aandacht worden besteed aan
een aflossingsschema, zekerheden en de hoogte van het rentepercentage, een en ander afhankelijk
van het risicoprofiel van de schuldenaar. Zoals hiervoor is opgemerkt, kan de zakelijkheid onder
andere worden getoetst door een vergelijkende offerte te vragen bij een bank. De beoordeling van de
zakelijkheid is niet eenvoudig. Zie bijvoorbeeld het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad 13
januari 2012, nr. 10/03654, waarin is beslist dat in een situatie waarin formele zekerheden en een
aflossingsschema ontbreken en waarin de rente wordt bijgeschreven bij de hoofdsom, toch geen
sprake is van een onzakelijke lening.
Overigens moet de zakelijkheid in principe worden beoordeeld op het moment van aangaan van de
lening. Echter, een lening die bij aanvang zakelijke voorwaarden had, zou gedurende de looptijd
alsnog onzakelijk kunnen worden door onzakelijk handelen van de schuldeiser bij gewijzigde
omstandigheden bij de schuldenaar. Zie bijvoorbeeld Rechtbank Noord-Nederland 24 september
2013, nr. AWB LEE 12/1282, 12/1282 en 12/1284 voor een lening die bij aanvang zakelijke
voorwaarden kende, maar die nadien onzakelijk werd door achterstelling in verband met nieuwe
bancaire financiering. Overigens is een dergelijke situatie waarin een lening eerst wel zakelijk was,
maar nadien onzakelijk is geworden, het gedeelte van het afwaarderingsverlies dat een zakelijk
handelende derde ook zou hebben geleden, wel aftrekbaar, Zie hiervoor Hoge Raad 1 maart 2013, nr.
12/03088.
Een rekening-courantvordering van een aandeelhouder op de bv waarin hij aandelen houdt, is niet per
definitie in zijn geheel een onzakelijke lening. In een dergelijke situatie moet de zakelijkheid per
rekening-courantstorting worden beoordeeld. Per storting moet dus worden nagegaan of de rente op
dat gedeelte van de rekening-courantvordering zakelijk is, gegeven de looptijd, zekerheden,
debiteurenrisico en dergelijke, en zo niet, of de storting zakelijk zou kunnen worden. Zie hiervoor
Rechtbank Den Haag 20 november 2012, nr. AWB12/5431.
Vanuit het oogpunt van bewijslast van de zakelijkheid van de lening kan het handig zijn om in de
leningsovereenkomst onder de overwegingen zoveel mogelijk (zakelijke) aspecten te benoemen
waarmee bij het aangaan van de lening rekening is gehouden. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld:
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013 5
 de verwachting dat de (bedrijfseconomische) resultaten van de debiteur goed zijn of zullen
verbeteren;
 de bedrijfseconomische motieven waarom tot het verstrekken van de lening wordt overgegaan;
 omstandigheden op grond waarvan het redelijkerwijs te verwachten is dat de lening zal worden
terugbetaald ook zonder het stellen van (aanvullende) formele zekerheden;
 vermelding van rentetarieven die in soortgelijke omstandigheden gebruikelijk zijn of die
gebaseerd zijn op een offerte van de bank.
Overigens is de problematiek van de onzakelijke lening niet beperkt tot alleen leningen. Zo kunnen
ook binnen een concern verstrekte garanties onzakelijk zijn, zodat verliezen voortvloeiend uit de
aansprakelijkstelling fiscaal niet aftrekbaar zijn. Zie Hoge Raad 1 maart 2013, nr. 11/01985, voor de
onzakelijke garantie in de vennootschapsbelasting.
4. Leningen in de inkomstenbelasting: relevante wetsartikelen
4.1 Leningen verstrekt door natuurlijk personen aan IB-ondernemers (niet-verbonden
personen)
Degene die een lening heeft verstrekt aan een IB-ondernemer geniet winst uit onderneming als de
lening onder zodanige voorwaarden is aangegaan dat feitelijk sprake is van eigen vermogen
(bijvoorbeeld door achterstelling) of dat sprake is van een rechtens of feitelijk grotendeels
winstafhankelijke vergoeding.
Relevante wetsartikelen
Art.. 3.3, artikel 3.9, art. 7.2 lid 2 letter a Wet IB 2001.
4.2 Leningen door een natuurlijk persoon aan een IB-ondernemer (terbeschikkingstelling aan
verbonden personen)
Dit zijn leningen verstrekt door een natuurlijk persoon aan:
 een IB-ondernemer/verbonden persoon;
 een IB-ondernemer/bloed- of aanverwant in de rechte lijn van die natuurlijk persoon of van zijn
partner, niet zijnde een verbonden persoon, én er is sprake van een zogenoemde
ongebruikelijke terbeschikkingstelling.
Relevante wetsartikelen
Art. 3.91, art. 7.2 Wet IB 2001.
Art. 3.94, 3.95, 3.98b, 3.99b Wet IB 2001 (winstbepaling).
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013 6
4.3 Lening door een aandeelhouder aan ‘zijn’ BV of aan de BV van een familielid
(terbeschikkingstelling aan een verbonden vennootschap)
Dit zijn leningen verstrekt door een natuurlijk persoon aan:
 een vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft;
 een vennootschap waarin een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft;
 een vennootschap waarin een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van die natuurlijk persoon
of van zijn partner een aanmerkelijk belang heeft, én er is sprake van een zogenoemde
ongebruikelijke terbeschikkingstelling.
Relevante wetsartikelen
Art. 3.92, 3.92a,, 3.94, 3.95, 3.98, 3.98a, 3.98b, 3.99b Wet IB 2001
Een lening verstrekt door een aandeelhouder aan ‘zijn’ BV (voor zover geen loon of resultaat uit
overige werkzaamheden) of door de BV aan de aandeelhouder (voor zover geen loon) kan bij
onzakelijke voorwaarden bovendien leiden tot een uitdeling van winst (dividend) aan de
aandeelhouder.
Relevante wetsartikelen
Art. 4.12 en 7.5 Wet IB 2001 en artikel 3 lid 1 letter a Wet op de dividendbelasting.
4.4 Leningen aan te merken als een zogenoemd lucratief belang
Leningen verstrekt door een natuurlijk persoon aan een onderneming of BV als de te behalen
voordelen mede een beloning beogen te zijn voor verrichte werkzaamheden én die voordelen in
belangrijke mate (tenminste 15%) afhankelijk zijn van management- of aandeelhoudersdoeleinden.
Relevante wetsartikelen
Art. 3.92b, 3.94, 3.95, 3.95b Wet IB 2001
4.5 Personeelsleningen
Onder het systeem voor vrije vergoedingen en verstrekkingen geldt dat het rentevoordeel dat een
werknemer geniet ter zake van een lening van zijn werkgever, tot de zogenoemde vrije verstrekkingen
behoort voor zover de marktrente hoger zou zijn dan 3% (2013). Voorts geldt dat indien de werknemer
de rente, als hij deze zelf zou betalen, als aftrekbare eigenwoningrente zou kunnen beschouwen, het
rentevoordeel niet belast is.
Onder de werkkostenregeling is het rentevoordeel niet belast indien het aftrekbare eigenwoningrente
zou betreffen. Voorts wordt het rentevoordeel op een lening voor de aanschaf van een fiets,
elektrische fiets of elektrische scooter niet belast.
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013 7
Relevante wetsartikelen
Art. 59 Uitv.reg. LB 2001 en het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 25 november 2011,
BLK 2011/1828M, Stcrt. 2011, nr. 21911.
Art. 3.10 Uitv.reg. LB 2011.
4.6 Hypothecaire leningen voor de eigen woning
Renten van schulden en kosten van geldleningen voor een eigenwoningschuld zijn aftrekbaar. Rente
op een eigenwoningschuld is aftrekbaar op het moment waarop deze wordt betaald, verrekend, ter
beschikking wordt gesteld of wanneer deze rentedragend wordt. Vooruitbetaalde rente die betrekking
heeft op een tijdvak van maximaal zes maanden na afloop van het kalenderjaar kan als aftrekpost in
aanmerking worden genomen.
Leningen die zijn aangegaan vanaf 1 januari 2013 worden in beginsel alleen als een
eigenwoningschuld beschouwd, indien zij onder meer in maximaal 360 maanden ten minste annuïtair
worden afgelost. De aangescherpte voorwaarden voor een eigen woningschuld gelden niet voor de
eigenwoningschuld die per 31 december 2012 bestond.
Relevante wetsartikelen
Art. 3.119a e.v. Wet IB 2001.
4.7 Leningen behorend tot de rendementsgrondslag van box 3
Leningen die niet behoren tot box 1 (bijvoorbeeld ondernemingsvermogen, terbeschikkingstelling,
eigen woningschuld ) of box 2 (bijvoorbeeld schuld in verband met aanmerkelijk belang) behoren tot
de heffingsgrondslag in box 3. Dit kan bijvoorbeeld gaan om leningen die zijn aangegaan vanaf 1
januari 2013 en die niet als eigenwoningschuld worden aangemerkt omdat niet is voldaan aan de
annuïtaire aflossingseis van maximaal 360 maanden..
Relevante wetsartikelen
Art. 5.3 en 5.19 Wet IB 2001.
Art. 5.16 en 5.17 Wet IB 2001 (beleggingen in durfkapitaal) en het besluit van 24 maart 2009, nr.
CPP2009/170M, Stcrt. Nr. 68.
5. Leningen in de vennootschapsbelasting: relevante wetsartikelen
5.1 Wettelijk correctiemechanisme ‘at arm’s length’-beginsel
In gelieerde verhoudingen geldt voor transacties tussen vennootschappen niet alleen de verplichting
om zakelijk te handelen zoals die voortvloeit uit goed koopmansgebruik, maar ook een wettelijk ‘at
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013 8
arm’s length’-beginsel. Op basis hiervan kan een te laag of een te hoog rentepercentage voor fiscale
doeleinden worden gecorrigeerd.
Relevante wetsartikelen
art. 8b Wet Vpb (at arms length handelen)
5.2 Lening die feitelijk functioneert als eigen vermogen
In paragraaf 3.1 zijn gevallen genoemd waarin een lening op basis van jurisprudentie kan worden
beschouwd als een kapitaalverstrekking, namelijk indien sprake is van een schijnlening, een
bodemloze putlening of een deelnemerschapslening. Voor de schuldenaar (debiteur) is in de
vennootschapsbelasting ook een wettelijke bepaling opgenomen op grond waarvan rentekosten en
waardemutaties van een lening, die feitelijk functioneert als eigen vermogen, voor de winstbepaling
niet in aanmerking worden genomen. Deze bepaling heeft betrekking op de zogenoemde
deelnemerschapslening.
Een lening die als eigen vermogen functioneert, wordt ook tot de deelneming gerekend die reeds
bestaat op basis van het aandelenbelang dat de schuldeiser in de schuldenaar heeft.
Relevante wetsartikelen
Art. 10 lid 1 onderdeel d, art. 13 lid 4 letter b en lid 5 letter b Wet VPB 1969
5.3 Anti-winstdrainagemaatregelen
Wanneer vennootschappen door middel van concernleningen worden gefinancierd, gelden onder
bepaalde voorwaarden renteaftrekbeperkingen, voor zover de leningen verband houden met een
winstuitdeling, teruggaaf van gestort kapitaal, kapitaalstorting of verwerving van een deelneming
(verbonden lichaam).
Relevante wetsartikelen
Art. 10a Wet VPB 1969
5.4 Hybride geldlening
Een renteloze of laagrentende lening met een lange looptijd kan als een ‘hybride geldlening’ worden
aangemerkt, indien deze is verstrekt door een lichaam waarmee de schuldenaar is gelieerd.
Rentebetalingen en waardemutaties zijn dan bij de schuldenaar niet aftrekbaar voor de
vennootschapsbelasting. Hoewel er parallellen zijn, moet deze hybride geldlening worden
onderscheiden van de in paragraaf 3.2 genoemde onzakelijke lening.
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013 9
Relevante wetsartikelen
Art. 10b Wet VPB 1969
5.5 Thin capitalizationmaatregel
Met ingang van 1 januari 2013 is de thin capitalizationmaatregel afgeschaft, maar voor boekjaren tot
en met 2012 is deze maatregel nog wel van belang. De thin capitalizationmaatregel houdt in dat rente
die een belastingplichtige is verschuldigd aan een verbonden lichaam, niet aftrekbaar is indien er
sprake is van teveel vreemd vermogen. De maatregel is gericht tegen grondslaguitholling binnen een
concern.
Relevante wetsartikelen
Art. 10d Wet VPB 1969
5.6 Afgewaardeerde vordering
Indien een schuldeiser een deelneming heeft in de schuldenaar en hij de vordering op die schuldenaar
heeft afgewaardeerd, moet die afwaardering onder omstandigheden weer tot de fiscale winst van de
schuldeiser worden gerekend. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de afgewaardeerde vordering wordt
vervreemd of wordt omgezet in kapitaal.
Relevante wetsartikelen
Art. 13b en art. 13ba Wet VPB 1969
5.7 Deelnemingsrente
Indien een lichaam haar deelnemingen bovenmatig heeft gefinancierd met vreemd vermogen, kan de
renteaftrek beperkt worden. Dit is het geval indien er op jaarbasis sprake is van meer dan € 750.000
aan bovenmatige deelnemingsrente..
Relevante wetsartikelen
Art. 13l Wet VPB 1969
5.8 Overnameschulden
Wanneer vennootschappen door middel van leningen een overname van een dochtervennootschap
financieren, geldt een renteaftrekbeperking voor de fiscale eenheid.
Relevante wetsartikelen
Art. 15ad Wet VPB 1969
RB Vakinformatie Fiscale aandachtspunten leningen © Register Belastingadviseurs
7 oktober 2013 10
NB Denk ook aan andere mogelijke gevolgen van (onderlinge) schulden en vorderingen, bijvoorbeeld
bij het aangaan of verbreken van de fiscale eenheid, een juridische fusie of splitsing en dergelijke.
6. Leningen in de Successiewet
6.1 Laagrentende of renteloze, direct opeisbare leningen
Is feitelijk sprake van een direct opeisbare lening die geen rente draagt of een rente die lager is dan
6%, dan wordt geacht van dag tot dag een vruchtgebruik te zijn geschonken ter grootte van het
verschil tussen 6% rente en het feitelijke rentepercentage. Dit is alleen het geval indien de
geldverstrekker een natuurlijk persoon is (niet handelend in het kader van een beroep of bedrijf) en de
lening direct of indirect ook wordt verstrekt aan een natuurlijk persoon. Wees hierop bedacht bij
leningen die bijvoorbeeld worden verstrekt tussen (vennootschappen van) ouders en kinderen. Direct
opeisbaar wil zeggen dat de schuldeiser terugbetaling van de lening kan eisen met een termijn korter
dan één jaar. Dit zijn ook leningen die oorspronkelijk niet direct opeisbaar waren, maar dit op enig
moment wel zijn geworden bijvoorbeeld op grond van de leningsvoorwaarden.
Relevante wetsartikelen
Art. 15 SW

Bouw en Ontwerp We Are Konzept
Vaak bekeken pagina's: